Gedichten

Een afspraak had ik met haar staan.
Met de fiets zou ik erheen gaan.
De route was me goed uitgelegd.
Het ging tóch mis, ook dát was me
al aangezegd.
Links en rechts vroeg ik om raad.
Men verwees me naar de één of
andere straat.
De tijd begon te dringen, de afspraak
ging nu wringen.
Als allerlaatste schoot ik een vrouw
aan. Zij had een hónd bij zich staan.
Nu héb ik het al niet op die dieren.
Hij ging me prómpt niet echt
plezieren! Een vervaarlijk gegrom
kwam uit zijn keel. De vrouw sprak
hem vermanend toe, míj liet hij heel.
Ook zíj verwees me naar die en die
straat. Waarempel, ik was in de buurt.
Ik reed door een steeg en jazeker,
toen was ik éindelijk daar naar plan.
Me suf gezocht maar net nog tijdig
gevonden dan.