Een gedicht plaatsen?
Home

Het rammelend kunstgebit

'Toen was geluk heel gewoon', zei de gebochelde en kreeg een bierbuik.

Jan, de oude lag neer om nooit meer op te staan,
met zijn zoon, jonge Jan naast zijn bed gezeten,
en sprak moeizaam zijn laatste, wijze woorden:
‘Jan, brave Jan, weet wat ik zo pas nog hoorde.’

‘Dat van die eeuwige rust is allemaal gelogen,
die zedenprekers hebben ons al die tijd bedrogen.
Werken, het is allemaal flauwekul en poppenkast,
het is allemaal voor hun de lust en ons de last'

Waarop Jan, grover in de mond, tot zijn vader zei:
‘Pa, dat weet ik en neem maar aan van mij
of je door de hond of de katten wordt gebeten
werken moet je toch voor veel meer dan je vreten’.

Toen zuchtte oude Jan zijn allerlaatste woorden:
'Jan, o, Jan, ik zal daar boven lijntrekken wat ik kan’.

(met dank aan A.C.W.Staring)

Guido van Geel

Ingezonden door Guido van Geel (heel vrij naar A.C.W.Staring)

Beoordeel dit gedicht

Er is nog niet gestemd.

Tags

© Copyright 2007 - 2024

Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd